'Al die processen zijn complexer dan wij denken'
Wie mest op zijn of haar land brengt, heeft één grote wens, namelijk dat het gewas er optimaal van profiteert. Maar hoe krijg je je mest zo dat het daadwerkelijk hoogwaardige plant- en bodemvoeding wordt? Kan het toevoegen van bacteriën en/of steenmeel hieraan bijdragen? Na twee jaar experimenteren en meten vond 19 januari de afsluitende bijeenkomst Mestverbetering plaats. Voorlopig afsluitend, beter gezegd.
Time flies when you ‘re having fun, is een gevleugelde uitspraak. Maar als je veel leert, vliegt de tijd net zo snel voorbij! Ruim twee jaar geleden gingen vier melkveehouders, met per bedrijf twee mestputten, aan de slag met toevoegmiddelen. Op twee bedrijven is aan één put een bacteriemengsel toegevoegd (aan de andere niet, dit is de ‘controleput’). Op de twee andere bedrijven ging er steenmeel bij de mest in een van beide putten. De vraag bij beide middelen was: leidt het toevoegen van middelen tot verbetering van de fosfaat- en stikstofbenutting in de kringloop op bedrijfsniveau?
Resultaten
Op een winterse januariochtend zitten de betrokkenen bij elkaar om te zien of uit de gemeten resultaten een antwoord te formuleren is op bovenstaande vraag. Het is prachtig wit en rustig in De Valk. We zijn bijeen in de gezellige ontvangstruimte van Maas-Jan van den Top onder de terrasstralers. Dennis Storkhorst van Groeikracht schuift een wit scherm omhoog waarop hij zijn metingen en bijbehorende conclusies zal presenteren. Daarachter kunnen we nog net de prijzen zien staan die Maas-Jan heeft gewonnen met touwtrekken.
Valorem
Evenals touwtrekken heeft een optimale bodembiologie en -chemie alles te maken met balans, zo blijkt. Dennis trapt af met Valorem, het bacteriemengsel dat is getest op de melkveebedrijven Van Bennekom in Renswoude en Overgoor in Stoutenburg. Hier kwamen meteen de uitdagingen van een praktijkproef naar voren. In het tweede jaar is op een van de bedrijven noodgedwongen water toegevoegd aan de onbehandelde put omdat deze niet goed wilde mixen. Hierdoor was het niet mogelijk de cijfers van 2023 allemaal mee te nemen. Minder meetresultaten betekent ook minder harde conclusies. Opvallend is wel dat 200 dagen na toevoeging de C/N-verhouding sterk daalt, waaruit we kunnen concluderen: bacteriën verteren de mest. Ook laat Dennis een opvallend verschil in mineralenopname van de plant zien. Conclusie: er gebeurt iets met de mest, maar het is in deze proef niet mogelijk geweest om daar harde conclusies uit te trekken.
Actimin
Bij Haanschoten in Scherpenzeel en Van den Top in De Valk is gesteentemeel Actimin getest. Bij de toevoeging van Actimin zien we een verklaarbare ds-toename, hoger ruwe as (ook logisch, dat voeg je immers toe) en een hoger magnesium. Verder blijft de samenstelling min of meer gelijk. In totaal – over alle gemeten snedes in twee jaar – geven de metingen het steenmeel een plusje: een betere stikstofbenutting van drie procent. Actimin lijkt ook een gunstig effect te hebben op verteerbaarheid van het gras. Door een betere mineralenvoorziening maken planten minder harde celwanden aan. Daardoor zijn deze beter te verteren voor de koe. Van het voorjaar naar het najaar toe zien we dat de C/N iets lager is bij steenmeel, maar de NLV (het stikstofleverend vermogen) van de bodem een stuk hoger.
‘Met sensoren meet je trends en ontwikkelingen’
Sensoren
Na veel informatie en nog meer vragen pakken we gauw koffie en gaan we weer door. Gino Smeulders – van Soil Vision – pakt zijn informatie erbij. Gino heeft de data van sensoren van SoilMania geanalyseerd waarmee de mestmetingen zijn gedaan.
De aanwezigen krijgen heel wat staafdiagrammen, grafieken en tabellen gepresenteerd, maar er is ook ruimte voor gesprek. Zo stelt Wim Jaspers – ruwvoerspecialist bij Agrowin – dat een nulmeting een vereiste is om aan het einde van de rit harde uitspraken te kunnen doen. Gino voegt daaraan toe: ‘Al die processen in mest en de bodem zijn zoveel complexer dan wij denken,’ Dennis stelt: ‘Met sensoren meet je bovendien trends en ontwikkelingen, geen absolute waarden van o.a. emissies. Maar trends die we waarnemen, is evengoed waardevolle informatie.’
Praktijk
Bij deze groep boeren en onderzoekers leeft de wens om door te gaan met onderzoek naar mestverbetering. Projectleider Daan Heurkens stelt daarom de vraag: ‘Wat ging goed en wat moeten we in het vervolg anders aanpakken?’ Richard van Hoorn, van Waterschap Vallei en Veluwe: ‘We hebben de juiste vragen gesteld en de juiste monitoring ingezet, dat was goed.’ De groep is het eens: het uitgangsmateriaal en onderlinge variabelen zijn van enorme invloed op de resultaten. Dat is lastig aan praktijkonderzoek. Enerzijds blijf je zo dicht mogelijk bij de praktijk van de deelnemende bedrijven, anderzijds krijg je met verschillende factoren van invloed te maken die het interpreteren van uitkomsten, bemoeilijken. Is de oplossing om in de toekomst voor een wetenschappelijker opstelling te kiezen, waarbij je omstandigheden veel meer kunt controleren en gelijkschakelen?
‘We hebben de juiste vragen gesteld’
‘Ik blijf graag op de hoogte van een eventueel vervolg’
Vertrekpunt
Wim stelt voor: ‘We zouden in het vervolg voor het aanwijzen van de pilot mestputten moeten meten, zodat we weten hoe de samenstelling van de mest is in beide putten op het bedrijf. Ook als deze onderling verschillen, is dat relevant. Dan weet je in elk geval je vertrekpunt.’ De boeren zijn dat met hem eens. Ook geven ze aan dat de proef an sich prima te doen was qua handelingen en tijdsinvestering. Maas-Jan: ‘Ik blijf graag op de hoogte van een eventueel vervolg.’ Want los van de gebleken weerbarstigheid van praktijkonderzoek: dat het thema bodem en waterkwaliteit alle aandacht en (vervolg)onderzoek verdient, daarover is iedereen het eens.
Bodem en waterkwaliteit
Een belangrijk thema binnen de Regiodeal Foodvalley is Bodem- en waterkwaliteit. Omdat de conditie van de bodem alles te maken heeft met de kwaliteit van ons oppervlaktewater, is het Waterschap Vallei en Veluwe de trekker van dit thema. Er vallen diverse pilots en onderwerpen onder, zoals bokashi, kruiden doorzaaien, vanggewas onder maïs, GRIP (Gezamenlijk Realiseren Impact Precisielandbouw) en mestverbetering. De pilot Mestverbetering is geïnitieerd door het waterschap en LTO Noord. De projectleiding was in handen van Daan Heurkens van Boerenverstand, de analyses werden gedaan door Dennis Storkhorst van Groeikracht.
Benieuwd welke pilot voor u mogelijk interessant is? Bij welke praktijkinitiatieven en innovatieve ideeën u met uw bedrijf zou kunnen aanhaken? Bel of mail voor meer informatie naar: Agroloket Regio Foodvalley: (088) 888 66 33, info@boeraanhetroer.nl.
Meer informatie? Kijk eens op: