Dick Heederik (Universiteit Utrecht) en Henk Kievit (CHE) zijn actief in Boer aan het Roer als respectievelijk trekker van het uitvoeringsprogramma en thematrekker Kennisdeling. In Vetscience vertellen zij over het doel van de proeftuin en het belang daarvan voor de ontwikkeling van de veehouderij.
‘Zonder de boeren gaan we het niet redden’, vertelt Henk Kievit met een regionaal dialect. Hij is lector op de hogeschool, woont in Barneveld en wordt daar ‘omringd door miljoenen kippen’. Kievit heeft regelmatig contact met agrariërs uit de regio. ‘We willen zeventig boeren uit Utrecht en Gelderland aanhaken bij de deal. Zij zijn belangrijk. Ze moeten helpen om oplossingen te bedenken, testen en uiteindelijk implementeren.’
Vanuit de Universiteit Utrecht is Dick Heederik betrokken, hoogleraar Gezondheidsrisicoanalyse aan de faculteit Diergeneeskunde. Het onderdeel van de Regio Deal Foodvalley waar Heederik en Kievit zich mee bezig houden, stimuleert duurzame vormen van veehouderij. Het doel is verhogen van de biodiversiteit, frisse lucht en schoon water, en vermindering van de uitstoot van stikstof en fijnstof. Dat kan onder andere door voer te gebruiken dat in de regio is geproduceerd.
Henk, wat is jouw rol binnen de Regio Deal Foodvalley?
‘Mijn belangrijkste doel is om kennis uit dit project ook beschikbaar te maken voor de boeren die níet meedoen’, antwoordt Kievit. ‘Er doen zeventig boeren mee, maar in Nederland zijn zo’n 45.000 veehouderijen. Daarnaast willen we inwoners van de regio erbij betrekken en beleidsaanbevelingen doen richting de twee provincies en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.’
Wat zie je als grootste uitdaging?
‘De boeren in de leermodus krijgen. Zij zijn hard aan het werk op hun eigen erf en boeren leren van boeren. Daarom moeten we een enthousiaste kopgroep creëren. Die kan vervolgens de rest meekrijgen. Veehouders moeten ook inzien: eendracht maakt macht. En dan bedoel ik niet met z’n allen op trekkers naar Den Haag scheuren, maar gezamenlijk nieuwe kennis opbouwen, net als veertig jaar geleden.’
Hoe gaan jullie zorgen dat veehouders een fatsoenlijke boterham verdienen?
Kievit: ‘We gaan samen aan de slag met de businessmodellen. De ene veehouder heeft misschien nog een lap grond waarop hij een mini-camping start, een ander gaat springhaankolonies kweken. Maar hier dwars doorheen speelt opvolgingsproblematiek bij veehouders. Een van onze doelen is dan ook dat we na tien jaar toekomstbestendige, vitale boeren overhouden in dit gebied.’
In de media zien we de boeren vooral boos. Hoe verloopt de samenwerking?
Kievit: ‘De boeren willen graag meewerken. Maar wij leggen ze geen maatregelen op, zoals Schouten deed met de eiwitmaatregel. Dat werkt niet, dan worden de boeren boos – en terecht.’
Heederik: ‘De minister bemoeide zich toen tot in detail met de bedrijfsvoering van de boeren.’
Kievit: ‘Daarom gaan wij samen met boeren op zoek naar oplossingen, naar duurzame productietechnieken. We beginnen bij de individuele veehouder en Dick en zijn team analyseren daarna de effecten op breder niveau.’
Wat gaan jullie concreet doen?
‘De veehouders gaan aan de slag met duurzame productietechnieken, wij analyseren vervolgens de effecten van de aanpassingen’, vertelt Heederik. ‘Wat gebeurt er met de buitenlucht, de gezondheid van de dieren, de kwaliteit van de bodem? Belangrijk is dat we niet naar één uitkomst kijken, maar naar alle mogelijke effecten. Zo voorkomen we dat we een probleem oplossen, maar dat ergens anders een probleem ontstaat.’ ‘De veehouders zelf kunnen de gegevens ook inzien’, vult Kievit aan. ‘Zo krijgen zij een directe terugkoppeling van hun handelingen.’
Hebben jullie een voorbeeld van zo’n duurzame productietechniek?
‘Neem het gebruik van afvalstromen van ziekenhuizen en zorginstellingen voor diervoeding’, zegt Heederik. ‘Insecten knabbelen het afval op, en het vee kan vervolgens de insecten eten. Door gebruik van afvalstromen en lokale voerstromen kunnen we voorkomen dat we grote hoeveelheden soja importeren uit Zuid-Amerika en Azië. Alles om de ecologische footprint kleiner te maken. Zulke aanpassingen aan het voer hebben consequenties voor uitstoot, maar bijvoorbeeld ook voor diergezondheid en dierenwelzijn. De veehouderij steekt ingewikkeld in elkaar. Ik denk dat deze samenwerking de enige aanpak is die oplossingen biedt waarmee de veehouder verder kan in de toekomst.’ ‘Je kunt ook denken aan veehouders die switchen van vee naar insecten’, vult Kievit aan. ‘Zij hebben in een klap minder uitstoot van stikstof, fijnstof en ammoniak. De insecten kunnen ze verkopen als veevoer.’
Het klinkt als een mooi project. Maar is er niet meer nodig om de problemen in de veehouderij aan te pakken?
Kievit: ‘Met duurzame productietechnieken alleen kunnen we de problemen inderdaad niet oplossen. Daarvoor moet er ook minder geconsumeerd en geëxporteerd worden. En dat gebeurt ook al. Steeds meer mensen zijn vegetariër, flexitariër of veganist.’
Heederik: ‘We willen veehouders bewust maken van de veranderende behoeften van de consument. Sommige veehouders gaan daardoor gespecificeerde nicheproducten produceren van hoge kwaliteit. Bijvoorbeeld kaas, zuivel, eieren, vlees of kefir.’
Kievit: ‘Kennis delen met de boeren is ook onderdeel van het project. Tijdens een workshop lieten we een eierboer een halve dag in de supermarkt naast het eierrek consumenten bevragen op basis waarvan ze eieren kochten.’
De integrale benadering is mooi, maar klinkt ook ambitieus.
‘Ja, we staan voor een grote uitdaging’, zegt Kievit. ‘Maar we hebben er vertrouwen in, de onderlinge sfeer is goed. Misschien kunnen jullie over een tijd een aantal boeren bezoeken om te horen hoe het gaat?’
BRON: Vetscience